IB-ers/gedragsspecialisten
Hier onder een aantal tips voor IB-ers en gedragsspecialisten:
- Breng zoveel mogelijk kennis over aan de leerkrachten. Je geeft tips waar ze deze kennis kunnen vinden, bijv. deze site.
- Zoals ook al eerder besproken is, is er waarschijnlijk geen stoornis die zo’n aanslag kan doen op je zelfbeeld als “professional” dan ODD. Als je een leerling met ODD in de klas hebt, moet je als leerkracht veel ondersteuning hebben. Al was het maar om niet te gaan twijfelen aan je eigen kunnen. Als IB-er of gedragsspecialist is het dus erg belangrijk deze ondersteuning te bieden. (Horeweg, z.j.)
- Volgens Richtlijnenjeugdzorg (z.j.) zijn er aanwijzingen dat schoolbrede en gelaagde programma’s gedragsproblemen op school kunnen verminderen. De interventies gaan door de hele school (dus niet alleen in de klas, maar ook op de speelplaats, in de gang en in de buurt) en worden uitgevoerd door iedereen die bij de leerlingen betrokken is. De interventies zijn gericht op alle leerlingen (de eerste laag), op risicoleerlingen (de tweede laag) en op leerlingen met hoog risicogedrag ofwel problemen (de derde laag).
- Preventieve interventies zijn gericht op kinderen die zich nog in het onderwijs bevinden, deze zijn succesvoller dan curatieve programma’s gericht op kinderen die zijn uitgevallen.
- Schoolwide Positive Behavior Support (SWPBS) is een voorbeeld van een schoolbreed programma dat geïntroduceerd is op een aantal scholen in Nederland. De aanpak heeft interventies voor alle leerlingen en specifieke interventies voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben (de tweede en derde laag). Bij de aanpak van SWPBS is standaard een jeugdzorgwerker betrokken die lid is van het gedragsteam of zorg- en adviesteam (ZAT) op school. Daarnaast is in Nederland een aantal interventies beschikbaar gericht op een van de afzonderlijke lagen. Het Nederlands Jeugd Instituut (z.j.) geeft een overzicht van interventies geordend van licht naar zwaar en naar leeftijd van de kinderen en jongeren op wie de hulp gericht is. In de databank zijn interventies opgenomen die op zijn minst theoretisch goed onderbouwd zijn en door een onafhankelijke erkenningscommissie zijn erkend.
- Als er een vermoeden bestaat dat er iets met een leerling aan de hand is, maar de ernst van de problemen nog niet duidelijk is, dan bieden screeningsinstrumenten ondersteuning. Screening helpt inschatten of en in welke mate de leerling daadwerkelijk gedragsproblemen heeft en of verdere diagnostiek nodig is. Leerkrachten, leerlingen en ouders kunnen vragenlijsten invullen om de problemen inzichtelijker te maken. Een gedragsdeskundige interpreteert de vragenlijsten. Dit kan helpen bij een zo snel mogelijke signalering en daardoor vroege interventies, wat erg belangrijk is volgens Nock et al (2007), ook volgens Balans (2014) is het belangrijk om dit zo vroeg mogelijk in het leven van het kind met interventies te beginnen.
- Zet bij leerlingen tot twaalf jaar een oudertraining in. Levert deze onvoldoende op, bied kinderen van acht tot twaalf jaar dan óók cognitieve gedragstherapie aan.
Maak jouw eigen website met JouwWeb